Wat is de functie van er

1. De batterijen zitten er meestal al in.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie

2. Er zijn in Nederland verschillende middelbare scholen.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie

3. Sommige steden hebben een islamitische school, maar Tilburg heeft er geen.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie

4. Er wordt op veel scholen slecht onderwezen.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie

5. De Universiteit van Amsterdam ligt in het centrum van de stad. Het is moeilijk om er met de auto te komen.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie

6. Ik heb er ook wel eens aan gedacht om in Groningen te gaan studeren.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie

7. Er zijn veel kinderen die begeleiding met het huiswerk nodig hebben.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie

8. De kinderdagverblijven in Nijmegen hebben problemen. Gisteren werden er drie gesloten.

   1.   ?    er + onbepaald subject
   2.   ?    er + passieve zin zonder subject
   3.   ?    er verwijst naar locatie
   4.   ?    er + numerale
   5.   ?    er + prepositie