Hoofdstuk 12 - Bekijk het maar!

oefening 3


Zet de werkwoorden tussen haakjes in de goede tijd en vorm.

Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening.

Nadat hij (eten), (gaan) hij naar de sportschool.

Toen ze (thuiskomen), (lopen) ze naar de keuken en (schenken) een glas wijn in.

Als je morgen zin (hebben), (kunnen) je me (helpen) met mijn computer.

Mijn uitgever (zeggen) dat er van mijn boek al 50.000 exemplaren (verkopen).

Als ik Sonja Bakker (zijn), (doen) ik op een andere manier onderzoek.

(weten) je dat hij sinds kort een nieuw dieet (volgen)?

Op mijn kleuterschool (moeten) je je schoenen altijd (uitdoen).

Wat leuk dat je er (zijn)! Ik (denken) dat je een andere afspraak (hebben).