Hoofdstuk 14 - Met de trein

oefening 1

Wat hoort bij elkaar? Zoek het passende woord uit de de rechterkolom bij de zinnen in de linkerkolom.

Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening.

Heb je het __________ van vandaag al gehoord?
Waar kan ik een __________ voor de bus kopen?
Ik wil koffie. Is hier een __________ of moet ik naar de kantine?
Krijgen studenten __________ in de trein?
Er staat een lange __________ voor het loket. Ik mis mijn trein, denk ik!
Het spijt me, dat weet ik niet. Ik zal het even aan mijn __________ vragen.
Tot welke __________ is deze kaart geldig?
Van welk __________ vertrekt de trein naar Gouda?
Een __________ Maastricht, alstublieft. Ik kom vanavond weer terug.
Lees jij al een Nederlandse __________ ?