Hoe laat vertrekt de trein?
- De trein wil om 12.15 uur vertrekken.
- De trein zal om 12.15 uur vertrekken.
Wat doe je vanavond?
- Ik ga vanavond naar de bioscoop.
- Ik zal vanavond in de bioscoop gaan.
Hoe kan ik in het weekend het beste naar Amsterdam reizen?
- Je mag het beste de trein nemen in het weekend.
- Je kan het beste de trein nemen in het weekend.
Wat doe je na de les?
- Dan ga ik even boodschappen doen.
- Dan zal ik boodschappen doen.
Vertel je plannen voor het komende weekend.
- In het weekend ben ik bij mijn ouders in Frankfurt.
- In het weekend ik ben bij mijn ouders in Frankfurt.
Wat doet je vriend dit jaar met Koninginnedag?
- Mijn vriend gaat dit jaar met Koninginnedag naar Amsterdam.
- Mijn vriend zal dit jaar met Koninginnedag naar Amsterdam gaan reizen.
Zijn jullie deze zomer in Nederland?
- Nee, deze zomer zijn we in Azië.
- Nee, deze zomer zijn we door Azië reizen.