Hoofdstuk 16 - Naar de bioscoop

oefening 1

Vul de goede conjunctie in. Kies uit: en – of – maar – want – dus.

Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening.

Ik moet werken ____ ik kan niet met je naar de bioscoop.
Ik begrijp de caissière niet ____ ze praat zo zacht.
De film duurde erg lang ____ ik vond hem wel heel erg mooi.
Zullen we naar een Nederlandse film ____ naar een buitenlandse film gaan?
Ik ga eerst studeren ____ daarna ga ik uit.
Ik ga vaak op maandag naar de bioscoop ____ dan is het goedkoper.
Ik wil vanavond graag naar Zomerhitte ____ niet naar de voorstelling van 19.00 uur.
Ze kan niet fietsen en ze heeft geen auto, ____ ze moet lopen of met de bus.