Hoofdstuk 7 - In een kledingzaak

oefening 1

Wat hoort bij elkaar? Zoek het passende woord uit de de rechterkolom bij de zinnen in de linkerkolom.

Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening.

We hebben studenten uit ____ landen: Duitsland, Engeland, Indonesië.
Kan ik hier ____ knoflook kopen?
Mijn vriendin draagt het liefst een spijkerbroek, maar ____ draagt ze een rok of jurk.
In welke zaak koop jij ____ je kleding?
Hij draagt een bruine trui, een blauwe ____ en zwarte schoenen.
Het ____ van deze jas is leuk, maar ik vind hem te lang.
Twee paprika’s alstublieft. Welke ____? Een rode en een gele.
Op de ____ staan de prijs en de datum.
Zullen we ____? Ik neem jouw soep, jij neemt mijn salade.
Ik moet even geld halen want je kunt hier niet ____.
Hij moet voor 1 september ____ welke studie hij gaat doen.