Wat wordt in de cognitieve leerpsychologie centraal gesteld bij het verklaren van leerprocessen?
Externe processen zoals opvoeding.
Interne processen zoals denken.
Externe en interne processen.
Wat is een sleutelbegrip bij cognitieve leerprocessen?
Attributie.
Informatie.
Interveniërende variabele.
Volgens de sociale leertheorie is straffen geen goede opvoedingswijze omdat:
Het gedrag van de straffer nageaapt kan worden.
Het straffen angst kan veroorzaken bij de gestrafte.
Het gedrag dat bestraft wordt een belonende werking kan krijgen.
Wat kan gezegd worden over de inhoud van cognitieve schema's?
De inhoud van cognitieve schema's is hiërarchisch geordend.
Als de inhoud eenmaal is vastgelegd blijft deze vaak een leven lang intact.
De inhoud van schema's is persoonlijk gekleurd, ze verschillen per persoon.
Het werkgeheugen is een andere uitdrukking voor:
Het betekenisvolle geheugen.
Het korte-termijngeheugen.
Het lange-termijngeheugen.
Stel dat leerkrachten de kinderen van de school respectvol gedrag willen aanleren. Hoe kunnen ze dat het beste doen volgens de inzichten uit hoofdstuk 3?
Door zelf model te staan en zich respectvol te gedragen.
Door zoveel mogelijk uit te leggen wat respectvol gedrag is zodat er een juist cognitief schema ontstaat bij de kinderen.
Door respectloos gedrag van de kinderen te verbieden en bestraffen.
Hoe wordt in de cognitieve leerpsychologie het leren opgevat?
Als het veranderen van cognitieve schema's.
Als het observeren van goede modellen.
Als het ontstaan van nieuwe S-R-verbindingen.
Het korte-termijngeheugen is de opslagplaats voor:
Je eigen naam.
De namen van je kinderen.
De naam van de persoon die je net ontmoet hebt.
Het vermogen om profijt te trekken van ervaringen is hetzelfde als: