Welk gegeven zorgt ervoor dat de persoonswaarneming anders verloopt dan de waarneming van de fysieke wereld?
Bij persoonswaarneming zijn de gestaltprincipes van groter belang.
Bij persoonswaarneming spelen de kennisstructuren van de waarnemer een grotere rol.
Bij persoonswaarneming spelen sociale processen een grote rol.
Een fanatieke voetbalsupporter is meestal van veraf herkenbaar aan zijn outfit. Hij is gehuld in het rood-wit of geel-zwart en getooid met pet, sjaal en vlag. Welk gestaltprincipe zorgt ervoor dat wij deze supporters direct als bij elkaar horend ervaren?
Het principe van consistentie.
Het principe van nabijheid.
Het principe van overeenkomst.
Uit een Amerikaans onderzoek uit de jaren negentig van de vorige eeuw bleek het uiterlijk van mensen van invloed te zijn op hun salaris. Knappe mensen verdienden gemiddeld meer. Met welk principe zou je dit kunnen verklaren?
Met het halo-effect. De aantrekkelijkheid beïnvloedt hoe andere kenmerken waargenomen worden.
Met de impliciete persoonlijkheidstheorie. Deze is beter ontwikkeld bij knappe mensen.
Met het primacy-effect. De eerste indruk die gebaseerd is op de aantrekkelijkheid blijft lang hangen.
In welke van onderstaande situaties is er sprake van disbalans voor collega A?
Collega A kan niet goed opschieten met collega B en beiden kunnen ook niet met de (gemeenschappelijke) chef opschieten.
De collega's A en B kunnen goed met elkaar opschieten, maar beiden kunnen niet met de (gemeenschappelijke) chef opschieten.
Collega A kan goed met zijn chef opschieten, maar niet met collega B; zijn chef kan ook niet goed met collega B opschieten.
Over het algemeen hebben mensen een gevoel van medelijden voor iemand die de ziekte kanker heeft. Dit gevoel kan omslaan in het tegendeel ('eigen schuld') als men ook hoort dat deze persoon al jarenlang een stevige roker is. Waarmee kun je deze omslag begrijpelijk maken?
Met de consistentietheorie.
Met de fundamentele attributiefout.
Met het gestaltprincipe 'het geheel is meer dan de som der delen'.
Uit een onderzoek bleek dat een scholier die een dialect spreekt een grote kans loopt door zijn leraar als minder intelligent en minder beschaafd te worden gezien dan zijn beschaafd sprekende medeleerlingen. Waarvan is dit gedrag van de leraar een voorbeeld?
Disbalans.
Externe attributie.
Stereotype.
De eerste indrukken die men van iemand krijgt zijn over het algemeen:
Belangrijker dan latere indrukken.
Even belangrijk als latere indrukken.
Onbelangrijker dan latere indrukken.
Welke van onderstaande theorieën speelt wel een rol bij het verklaren van persoonswaarnemingen maar geen rol bij het verklaren van algemene waarnemingen?
De attributietheorie.
De evolutietheorie.
De sleuteltheorie.
Waar gaan waarnemers vooral op af als zij de emotie van een waargenomen persoon vaststellen?
Op de gezichtskenmerken.
Op de klank van de stem.
Op de inhoud van wat de waargenomen persoon zegt.
De cognitieve schema's die we hebben beïnvloeden onze waarneming. Wat is een voorbeeld van deze beïnvloeding?
Hoe we ons ten opzichte van de waargenomen persoon gedragen.
Wat we ons van een waargenomen persoon weten te herinneren.
Welke motieven en emoties we projecteren op de waargenomen persoon.
Welk gedrag van een persoon is vooral informatief als je conclusies wilt trekken over zijn karaktereigenschappen?
Het gedrag waarbij je als waarnemer zelf betrokken bent.
Het gedrag dat voortkomt uit zijn sociale rol.
Het gedrag dat de persoon vrijwillig vertoont.
Wat doe je als je over een depressief kind zegt dat deze depressiviteit veroorzaakt wordt door het gegeven dat onlangs zijn vader gestorven is?